Tiel - In een zaak, die ons kantoor heeft behandeld, was aan de orde of onze cliënte, de eiser, de geplaatste bouwkast bij gedaagden had verhuurd of dat hij deze in bruikleen had gegeven. Volgens gedaagden was er geen tegenprestatie voor de plaatsing van de bouwkast overeengekomen waardoor sprake was van bruikleen. Eiser stelde zich op het standpunt dat er wél een geldige overeenkomst tot stand was gekomen en dat daarmee een huurprijs aan hem verschuldigd was.
Wat speelde er?
Eiser had diverse bouwwerkzaamheden verricht, met tussenkomst van een installatiebedrijf, in opdracht van gedaagden. Gedaagden waren in eerste instantie tevreden met deze werkzaamheden. Eiser ontving dan ook geen klachten over de reeds gedane bouwwerkzaamheden. Gedaagden zijn na de "voorbereidende werkzaamheden" door het installatiebureau verder gegaan met een andere aannemer. Gedaagden kozen voor een goedkoper alternatief.
Net voordat de opdracht aan een ander bouwbedrijf werd gegund had eiser een bouwkast laten plaatsen. Deze bouwkast was zonder enige schriftelijke overeenkomst geplaatst. Gedaagden hebben vervolgens in de periode 15 juni 2018 tot en met 10 december 2019 gebruik gemaakt van deze bouwkast. Voor het gebruik van deze bouwkast stuurde eiser op 10 december 2019 een gematigde factuur omdat er reeds discussie was ontstaan over de hoogte van de huursom.
Gedaagden stelde zich op het standpunt dat zij niets verschuldigd waren aan eiser omdat de bouwkast in bruikleen was geleverd. Zij hadden immers geen vaste huurprijs afgesproken.
Overeenkomst
Allereerst was de vraag of tussen eiser en gedaagden een overeenkomst bestond met betrekking tot het gebruik van een bouwkastaansluiting. Eiser stelde dat deze overeenkomst tussen partijen bestond, hetgeen door gedaagden werd betwist.
Ter onderbouwing van zijn stelling verwees eiser naar de diverse tussen partijen gevoerde correspondentie. Daaruit bleek dat gedaagden wisten dat zij tegen betaling gebruik mocht maken van een bouwkast. Daarnaast stond vast dat de bouwkast eigendom is van eiser en dat de gedaagden deze bouwkast in de periode 15 juni 2018 tot en met 10 december 2019 in gebruik heeft gehad.
Om deze reden was de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een overeenkomst tussen eiser en gedaagden.
Huur of bruikleen?
Nu de rechter van oordeel was dat er sprake was van een overeenkomst moest er worden vastgesteld of er sprake was van een huurovereenkomst of van een bruikleenovereenkomst. Voorop wordt gesteld dat bij de beantwoording van deze vraag niet doorslaggevend is hoe de contractuele relatie is betiteld. Bepalend is hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond.
Hierbij bleek het niet beslissend of in een overeenkomst duidelijk beschreven stond of er sprake was van huur of bruikleen van de bouwkast. Maar wel van belang was, of in de gegeven omstandigheden, gelet op hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen had. Kortom; Wat was de bedoeling van de overeenkomst tussen eiser en gedaagde? (ECLI:NL:HR:2011:BO9673).
Verschil tussen een bruikleenovereenkomst en een huurovereenkomst
Een kenmerkend verschil tussen een bruikleenovereenkomst (artikel 7A:1777 BW) en een huurovereenkomst (artikel 7:201 lid 1 BW) is gelegen in het al dan niet verschuldigd zijn van een tegenprestatie (meestal de huurprijs) in ruil voor het gebruik van – in dit geval – de bouwkast.
Bij een bruikleenovereenkomst gaat het om het in gebruik geven "om niet". Dus dan is er geen huurprijs verschuldigd. Bij een huurovereenkomst dient sprake te zijn van een voldoende bepaalbare tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 lid 1 BW.
Van een tegenprestatie is geen sprake indien de vergoeding uitsluitend betrekking heeft op de door de uitlener gemaakte onkosten voor het behoud van de zaak. Indien de te betalen vergoeding daarentegen in rechtstreeks verband staat met het ter beschikking stellen van de zaak - in dit geval de bouwkast - en geen symbolisch karakter heeft, dan is sprake van een huurovereenkomst in de zin van de wet.
Oordeel kantonrechter
Volgens de gedaagden is geen tegenprestatie overeengekomen. Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie blijkt dat er wel is gesproken over een prijs, meer specifiek dat de gedaagden om een prijs zou hebben gevraagd en dat daarop door de eiser is gereageerd met de mededeling dat het om een gering bedrag zou gaan.
Voor beide partijen was het dan ook duidelijk dat een geldelijke vergoeding betaald diende te worden voor het gebruik van de bouwkast en ook in welke orde van grote die vergoeding zou zijn. Daarmee was de overeengekomen tegenprestatie voldoende bepaalbaar, ook al is de precieze hoogte van de vergoeding niet overeengekomen. De overeenkomst diende volgens de rechter dan ook te worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst.
Omdat er sprake was van een huurovereenkomst stelde de rechter vervolgens de eiser in haar gelijk dat de openstaande huursom door de gedaagden voldaan diende te worden.
Maak vooraf goede afspraken!
In de snelheid van het werk worden afspraken soms niet goed vastgelegd waardoor op een later moment discussies kunnen ontstaan over bijvoorbeeld de huur van een bouwkast. Wij adviseren dan ook om de gemaakte afspraken op papier te zetten zodat achteraf discussies, irritaties of zelfs een rechtszaak voorkomen kan worden.
Zijn er tussentijds wijzigingen in de opdracht? Leg deze nieuwe afspraken ook vast.
Vragen over uw opdrachten bij uw klanten? Wilt u feed-back op uw contract? Of heeft u andere vragen in het kader van het verbintenissenrecht? Neem gerust vrijblijvend contact met ons op en bespaar u achteraf een hoop ellende.
De volledige uitspraak van onze zaak vindt u hier.
mr. Mark Smits
Verbintenissenrecht
085 -7500 200
mark.smits@smitslegal.nl
Σχόλια